Het leven in Palestina - Abed Rachman en Wafa

Veel Palestijnen willen hun verhaal delen met mensen in de rest van de wereld. Het is alleen voor velen geen optie om naar ons toe te komen. Daarom heeft Plant een Olijfboom verhalen verzameld die je alleen maar hoeft te lezen. En door de verhalen verder te delen help je meer aandacht te vragen voor het voortdurende onrecht. 

Hieronder lees je het verhaal van Abed Rachman en zijn vrouw Wafa. Zij wonen met hun nog thuiswonende kinderen in Far'ata, ook wel bekend als het dorpje waar 1100 olijfbomen voor Ds. Bastiaan Jan Ader geplant werden. 

Abed Rachman tijdens de ceremonie na het planten van 1100 bomen in Far'ata

I have a long story with the occupation
— Abed Rachman

Tijdens de eerste intifada protesteerde hij tegen de bezetting. Hij gooide stenen, en zette autobanden in de fik. Hij was toen een student en ongeveer 20 jaar oud. De soldaten kwamen vaak naar de dorpen om mensen te arresteren. In die dagen schoot het leger niet zo vaak met scherp. “We zwaaiden met de vlag en deden acties om ons te verzetten tegen de bezetting.” vertelt Abed Rachman

’s Nachts kwamen ze, hij lag te slapen. Ze klopten keihard op de deur. Hij was toen pas getrouwd en zijn eerste zoon was acht dagen oud. “Mijn vrouw was ziek nadat ze het kind gebaard had en het kloppen maakte haar erg van slag. Ze arresteerden mij en toen namen ze me mee naar de nederzetting Kdumim”, vertelde Abed Rachman me. Kdumim ligt niet ver van Far’ata, daar is een legerbasis en daar hielden ze hem vast voor een nacht, toen twee nachten in Tulkarem, twee maanden in Farah in de buurt van Jenin, en tenslotte tien maanden in de Megiddo gevangenis (dit waren tenten, met veel luchtvochtigheid). Abed Rachman vertelde: “Je voelt je altijd moe, en mensen werden snel ziek. Je kreeg echt weinig eten, geen medicijnen en slechte behandeling door soldaten, we werden niet als mensen behandeld. Altijd schreeuwen, altijd als je een probleem had, iets deed pijn, je been, je hoofd, je oog, altijd was het antwoord “drink water”, ze gaven je nooit antwoord op de vraag die je stelde”. In totaal was zijn straf een jaar.

Wafa: “Toen ze hem meenamen bleef ik achter met mijn kindje. Mijn ouders kwamen iedere dag om te helpen. Maar het was heel erg moeilijk. We probeerden mijn man zo vaak mogelijk te bezoeken, ongeveer een keer per maand, misschien twee keer per maand. Het was erg ver weg, en ik moest dan samen met mijn zoontje daar naartoe. In de hete zon of in de regen. Abed Rahman konden we dan zien, achter de tralies. Soms mocht hij zijn zoontje niet eens een zoen geven, soms wel. Hij was zo klein dat hij nog door de tralies paste. Dat probeerden we dan.” 

Abed Rahman: “Het is geweldig om de gevangenis te kunnen verlaten. Ik was erg blij. Mijn familie had het hele jaar geen inkomsten, dus ik moest hard werken om alle schulden af te betalen. Het was zelfs moeilijk om een behandeling te krijgen voor mijn zoontje, die had ontstoken amandelen. Omdat er in eerste instantie geen geld was om hem te behandelen is de ontsteking chronisch geworden. Ik moest ook nog een boete van 2500 ILS betalen, ongeveer 1000 dollar.”

Het leven als ex-gevangene was verder ook niet makkelijk. Abed Rachman: “Als ik ergens naartoe moest, zagen de soldaten dat ik in de gevangenis heb gezeten en dat ik geprotesteerd had. Dus ik werd overal tegengehouden. Ze hielden me vaak vast tot een uur of twee in de nacht, waardoor je niet meer makkelijk thuis kon komen. Ze sloegen me ook vaak.”

“Ik kon niet meer terug gaan naar mijn constructiewerk in Israel, waar het makkelijker was om geld te verdienen. Ik kreeg geen toestemming om ergens heen te gaan. Ik kon geen leraar worden. Het duurde tien jaar voordat dat wel kon. Dat kwam omdat Israel de macht had over wie wel of geen leraar kon worden. Iedere baan bij de overheid was onmogelijk voor mij om te krijgen.”

“In 1989 rondde ik mijn Bachelor Engels af. Maar ik kon geen baan krijgen. Dus werkte ik in de bouw. Het salaris lag enorm laag, ik kon nog geen huis bouwen voor mijn familie en eigenlijk alleen de essentiële dingen kopen. Mijn vader hielp me om rond te komen. Hij is nu overleden. Nu zorg ik voor mijn moeder, zij is 94. Iedere morgen ga ik naar haar huis om haar ontbijt te maken en te helpen met opstaan.” 

“Wat voor ons als Palestijnen belangrijk is, is dat mijn vader en moeder hielpen. Mijn vrouw verkocht haar bruidsschat, haar goud, om voor haar leven en ons kindje te kunnen zorgen. Het is belangrijk om ‘karama' te hebben, dat betekent ‘waardigheid'. We geven niet om geld, maar waardigheid is heel belangrijk.”

“Nu is het beter. Ik heb een baan als leraar en mijn vrouw werkt als supervisor voor het ministerie van educatie. Mijn kinderen studeren, ook in het buitenland.”

“Ik heb land, maar het ligt erg dicht bij Havat Gilad. Ik heb daar vijftien jaar geleden jonge boompjes geplant. Ik verzorgde ze goed, en gaf ze water. De kolonisten kwamen, en doordat de grond vochtig was, vanwege de verzorging, was het makkelijk om ze uit de grond te trekken. 

Mijn opa had een stuk land, dat mijn land werd, ik erfde het. Daar stonden 80 bomen, 34 jonge bomen en 46 die mijn opa nog geplant had. Amandel, vijg en olijf. Daar zijn 23 bomen in de brand gestoken en 34 uit de grond getrokken, en ongeveer 7 of 8 omgezaagd. Ik heb nu 16 bomen over, olijfbomen en twee vijgenbomen.”

Twee kinderen van Abed Rachman op het land van de familie, met in de achtergrond de outpost Havat Gilad

Twee kinderen van Abed Rachman op het land van de familie, met in de achtergrond de outpost Havat Gilad

“We kregen in 2016 één dag om olijven te plukken en een dag om te ploegen, maar dat ploegen mochten we nadat het gras al hoog was vanwege de regen in december. Dus dan doen we alles handmatig. Op eigen risico naar ons land gaan is erg gevaarlijk, de kolonisten gooien stenen. We kunnen geen stenen teruggooien, als de soldaten erbij zijn schieten ze ons wellicht neer of arresteren ze ons. We moeten ons land beschermen, maar niemand beschermt ons. Het enige dat mensen hier kunnen doen om zich te verzetten is door te planten, keer op keer. En veel mensen proberen om dit te doen. Niet iedereen durft naar zijn land te gaan. Soms zijn ze bang en willen veilig blijven. Ze durven dan niet zo goed te gaan zonder afstemming met het Israëlische leger of zonder internationale bescherming. Wij beschermen ons land door er zoveel mogelijk te zijn, want als we er niets doen dan zeggen ze dat het ons land niet meer is omdat we het niet cultiveren. Ook al zijn we er een uurtje om te werken en wat foto’s te nemen, dan bewijzen we dat we het wel cultiveren en beschermen we ons land. Wat we doen, is dat we met alle boeren samen naar het land gaan. Als we met een hele grote groep gaan, kunnen ze ons niet arresteren, ze arresteren niet zulke grote groepen in een keer. Als we alleen gaan, dan is het heel gevaarlijk. We kunnen dan makkelijk gearresteerd worden of aangevallen door kolonisten.”

Lees meer over het leven in Far'ata in dit artikel.

Wat kan jij doen?

Wil jij de situatie waaronder de Palestijnen leven beter begrijpen? Ga dan mee op reis naar Palestina en doe meteen ook iets praktisch, help een aantal dagen mee met olijven oogsten of olijfbomen planten.

Je kunt ook helpen door een olijfboom te sponsoren. Door het land gecultiveerd te houden wordt het minder snel tot staatsland voor Israël verklaart en wordt het behouden voor de Palestijnen. Daarnaast is het een stevig signaal van solidariteit aan het Palestijnse volk.

Je kunt actief worden, kijk daarvoor op de pagina ‘Kom in Actie’.

Zorg voor meer bewustwording in Nederland, in je eigen omgeving. Veel mensen hebben een beperkt idee over wat er gaande is in Palestina en Israël. Je kunt met mensen praten, berichtjes op Facebook delen. Op onze Facebook pagina ‘Plant een Olijfboom’ delen wij allerlei informatie over landrechten en waar de Palestijnse boeren mee te maken krijgen in het dagelijks leven. 

 

Deze blog werd geschreven door Esther, met dank aan Abed Rachman en Wafa. 

Esther houdt niet van onrecht en is dol op het dragen van keffiyeh’s en het eten van Makloube.